QUARANTEN

In deze 13-delige serie van mixed media stuurt de QUARANT als terugkerend element ons oog. Biedt de zwarte belijning geborgenheid of juist beperking en wat of wie vormt de grens tussen binnen- en buitenwereld? Figuratieve elementen gaan de dialoog aan in de compositie en nodigen de kijker uit tot eigen ontdekking. De poëzie bij elk werk opent een perspectief en laat ruimte voor eigen betekenis.

 

 

 

Opbouw

 

We richten onze ogen op

de teerling, wanden, ribben

21, 6, 12 x 2

tellen volstaat niet meer.

 

We moeten huiden teren

gewelven stutten

vlees op botten zetten

nu het verband ontbreekt.

 

Laten we scheep gaan

breuken helen, een onderdak

bouwen, de pilaren

hemels overspannen.

 

 

 

Godenzoon

 

Je landde langs scharlaken plooien

hoofden bogen en aanbaden

boven jouw hemels ledikant.

 

Godendrank van tepel

naar lepel, mes en vork

gaf je vlees op botten.

 

Je raakt randen, duwt

draait, perst spieren

overspannen het gewelf.

 

Je trekt je op aan spijlen

van vertrek naar vertrek

strek je ellenlang uit.

 

Kamers kloppen onder ribben

rechten rif en rug.

Nog één ademstoot.

 

Wak 

 

Rood wit blauw zijn de kleuren
van de vorst. Boven en onder
de rivieren schaatsen waterlanders
koortsig bij het lage kwik.

 

IJzer krast, kou kraakt
ik sta bevroren aan de kant
bang voor gaten in water
dijken en zwart ijs.

 

Mijn neus is rood.
Mijn huid wit.
Mijn lippen blauw.

 

 

 

 

 

Vorstinnen

 

We spugen op waarschuwingen
voor angels en steken,
sluipen langs werksters
ingesnoerd veroordeeld
tot kauwen, vezels tot raten.
 
Ontkronen, onttronen de koningin
laten haar op hout verteren
wij begeren slechts het lege nest.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gebarentaal

 

Lippen en monden weten

weinig woorden, vuisten

klauwen knuisten spreken

over paarden en vuur

zegent op de kortste dag.

 

Onder huiden het strelen

op één buik

met open palm reiken

een hand op een rots

as, oker, adem.

 

 

 

 

 

 

Patholoog

 

Je bent een onbekende en toch

valt het mij zwaar je te zien.

 

Ik zal proberen

jouw verdronken dromen te lezen

uit verkleurde huid.

 

Ik zal monsteren

welke slag jouw botten brak

en loosde naar de bodem.

 

Ik zal zoeken

wat of wie door herhaling

jouw gezicht heeft uitgespoeld.

 

Ik dek je toe, geef je

een naam uit het kofschip.

 

Slagveld

 

Het is lente

en ik kan niet komen.

 

Door het raam zie ik de akker

richel voor richel buit gemaakt.

 

In de loopgraven krommen ruggen

steken morsetekens in het zand.

 

Wie beweert dat wit goud

groeit op arme grond?

 

In het raam zie ik mijn schaduw.

Ik kan niet komen.

 

 

 

 

Wortelspoor

 

Op een tijdloos uur weggaan

zonder kompas of coördinaten

een spoor volgen van een vos

een hol, een tak, hoeveel

bomen vormen een bos?

 

Ik zoek oergrond

 

waar gekweld water voorouders

en ijzersterke bodemschatten

bewaart. Daar val ik samen

in stroomribbels, gestold

mijn leestekens in het oude land.

 

 

 

 

Jakobsladder

 

Hoe ver terug zag ik bomen

schraler worden, mos vergrijzen

dunner het pad?

 

Ik wist niet dat het steenmannetje

de laatste zou zijn tot wie ik sprak

 

in ijle lucht.

 

De wind kamt ijskristallen

gieren vegen mij de mantel uit.

 

De berg breekt mijn eenzame hoogte

open. Hoe ik zelf altijd mijn pas afsnijd.

Nederig stapel ik stenen.

 

 

Ter adoptie

 

Mijn draagkracht 
is te dun voor twee
dor is mijn nest
jouw vader koos
de noorderzon.

 

Ik leg mij neer
mijn vleugels lam
draag je op mijn laatst
droom hoe je slaapt
in plooien van de nacht
woont in de wind
die wacht in je veren.

 

Ik bid je een prooi
in een sprookjesbos
van takken en een
toverstok.

Ik leg mij neer.

 

Stambreuk 

 

Voorzichtig nu, niet struikelen
stap voor stap op de stoep
van wortels en schotsen.

 

De wagen strooit zijn zout

speeksel in de wond aan de voet.

Hoe broos de bast.

 

Het jaar klinkt in, bij buuf

zijn de gordijnen nog gesloten.

Kletskoppen met koffie.

 

De dood is hier kind aan huis.

 

 

 

 

 

Kloostertuin

 

tussen kruisgang en graven
zwijgen, roerloos wachten
op ommuurde oogst 

het kweken van stilte
vraagt aambeeld en water
in een slakkenhuis